top of page
Zoeken

Acacia voor de akkermansia

De algemene consensus is nog steeds dat een hoge calorie inname en een lage lichamelijke inspanning leidt tot overgewicht. Hoewel dit zeker een factor is dat meespeelt in lichaamsgewicht beheersing, zien we bij obesitas nog een aantal andere factoren die van invloed zijn.

Bij inflammatoire darmziekten zoals Colitis Ulcerosa en de ziekte van Crohn, is zeker niet altijd sprake van overgewicht, eerder ondergewicht. Toch zien we net als bij de obesitas groep, problemen op dezelfde plek. De darm, meer specifiek, het microbioom.


Het microbioom en de diversiteit


Het darmmicrobioom omvat alle levende organismen (plus virussen) in de darm behalve de eigen menselijke cellen. De meeste organismen in de darm zijn bacteriën. Die kunnen weer onderverdeeld worden in groepen of Fyla. Bacteroidetes, Firmicutes, Actinobacteria en Proteobacteria zijn de meest voorkomende groepen bacteriën in de darm. Andere fyla (zoals bijvoorbeeld Verrucomicrobia, Fusobacteria) komen beduidend minder voor. Over het algemeen is een hogere diversiteit aan bacteriën in de darm een positief teken voor de gezondheid. En omgekeerd, een lage diversiteit leidt bijna altijd tot gezondheidsklachten.

Bij inflammatoire darmaandoeningen zijn de firmicutes verlaagd aanwezig. Ook bij eczeem trouwens.

En bij overgewicht is de ratio tussen Firmicutes en Bacteriodetes verhoogd. Bacteroidetes zijn niet in staat complexe koolhydraten te verwerken. Overheersen Firmicutes ten opzichte van Bacteroidetes in het microbioom, dan spreekt men van een verhoogde Firmicutes-Bacteroidetes-ratio, die een toename in gewicht tot gevolg kan hebben.📷

Mocht men denken dat een koolhydraatarm dieet dan zin heeft, kan men bedrogen uitkomen! Verderop daar iets meer over.

Eerder onderzoek heeft aangetoond dat er een verband is tussen een gebrek aan diversiteit in de darmen en ziekten als adipositas, leververvetting (niet-alcoholische leververvetting NAFLD), diabetes mellitus type 2, ziekte van Alzheimer, inflammatoire darmziekten (IBD), darmkanker of het prikkelbare darmsyndroom (IBS).


Door daling van de bacteriële diversiteit kan het microbioom niet meer voldoende bescherming bieden tegen endogene infecties. Patiënten met obesitas hebben vaak een verminderde bacteriële diversiteit en neigen daardoor tot verdere toename in gewicht, reageren slecht op diëten en vertonen storingen in de vetstofwisseling en/of tekenen van insulineresistentie.

Bij patiënten met inflammatoire darmziekte (IBD) leidt een verminderde diversiteit tot recidief en chronische klachten. De medicatie die (soms noodzakelijk) gegeven wordt heeft een vernietigende impact op de diversiteit. Ook zijn er onderzoeken die laten zien dat een verlaagde bacteriële diversiteit kans geeft op het ontwikkelen van IBS oftewel prikkelbare darmsyndroom.


Wat zorgt voor een lage diversiteit?


Geboorte d.m.v. keizersnede, roken, alcohol, stress, medicatie; met name antibiotica en een eenzijdig voedingspatroon. Bij Crohn en Colitus spelen ook genetische factoren een rol.


Wat zorgt voor een goede diversiteit?


Een goede bacteriële diversiteit kan bereikt worden door een zeer gevarieerd dieet vol vezels. Vele groentes staan aan de basis. Maar zelfs ingevroren brood en gekookte aardappelen leveren de nodige vezels. Die laatste twee leveren voornamelijk resistent zetmeel. Dat is een belangrijke voedingsbron voor butyraat producerende bacteriën in de darm. Butyraat is weer een belangrijke energie bron voor enterocyten en werkt tevens anti-inflammatoir.

Twee specifieke bacteriën zijn in het bijzonder van belang bij inflammatoire darmziekten én obesitas. Namelijk Faecalibacterium prausnitzii en Akkermansia Muciniphila. Deze twee bacteriën werken sterk ontstekingsremmend en slijmlaag vernieuwend. Als het ware beschermen ze de barrière functie van de darm. Faecalibacterium prausnitzii is daarbij ook nog een butyraat producerende bacterie. Deze bacterie is zelfs de krachtigste butyraat-producerende bacterie. In tegenstelling tot de andere butyraat-producerende bacteriën kan Faecalibacterium prausnitzii echter geen zetmeel fermenteren, maar heeft andere vezels nodig als voedingsbodem.

Uit onderzoek blijkt dat verhoogde ontstekingsmarkers in de ontlasting (zoals calprotectine, alfa-1-antitrypsine, sIgA) vrijwel altijd gepaard gaat met lage aantallen Faecalibacterium prausnitzii en Akkermansia Muciniphila.

Dit wordt vooral gezien bij inflammatoire darmziekten zoals Crohn en Colitis Ulcerosa, maar ook bij bijvoorbeeld Astma spelen deze twee bacteriën een belangrijke rol.

Het geven van Akkermansia Muciniphila aan muizen leidde tot gewichtsafname bij die dieren met overgewicht. Na toediening van de Akkermansia-bacteriën werd een toename gevonden van het gehalte aan endocannabinoïden, die zorgen voor een juist peil van het glucosegehalte in het bloed. Vermoedelijk speelt ook de butyraat productie een belangrijke rol in het energiemetabolisme. Bij een toereikende butyraat productie kan men wel tot 12% meer energie vrijmaken. Daarnaast kunnen laaggradige ontstekingen een rol spelen bij overgewicht; butyraat is ontstekingsremmend en Akkermansia beschermd het darmslijmvlies.


Lactobacillen en andere immunogeen werkende bacteriën bepalen mede de samenstelling van de darmflora en de pH, en daarmee houden ze dysbiose in de darm in toom. Als lactobacillen verlaagd aanwezig zijn, is de pH van de ontlasting vrijwel altijd te hoog. Ook hebben pathogenen dan meer ruimte en kans om zich te vestigen en ziekte verschijnselen te veroorzaken.


Geen Probiotica


Deze twee bacteriën kunnen niet levend stabiel in probiotica supplementen geproduceerd worden. Vooralsnog. Probiotica geven heeft voor wat betreft de Akkermansia en F. Prausnitzii weinig tot geen effect. Wel hebben sommige probiotica een ontstekingsremmend effect en kunnen daardoor A. Muciniphila en F. prausnitzii meer gelegenheid geven zich te herstellen in aantallen. Zonder voedingsbodem echter, heeft geen enkele probiotica een langdurig effect.


Een koolhydraat beperkt dieet werkt niet altijd bij overgewicht. Dat komt omdat een dergelijk dieet vrijwel altijd arm aan vezels is. Dit aangezien vezels voornamelijk voorkomen in koolhydraat rijke producten zoals brood, granen, aardappel etc. Een koolhydraat arm dieet bij overgewicht werkt wel als het gecombineerd wordt met extra vezels.

Om Faecalibacterium prausnitzii en Akkermansia Muciniphila te laten toenemen is dus vezel nodig. In een aantal gevallen kan dat met drastische maatregelen in het voedingspatroon van de patiënt. In de meeste gevallen moet suppletie overwogen worden. Zeker indien oxalaat en gluten vermeden moeten worden is het lastig voldoende vezels uit voeding te halen. Suppletie kan bijvoorbeeld met Acacia Vezels.


Acacia Vezels als Prebiotica


Acacia vezels zijn bijzonder ten opzichte van de andere vezels omdat Acacia de slechte bacteriën lijkt te remmen. Bovendien bevorderd het juist de goede bacteriën in groei en aantal. Met name de Akkermansia Muciniphila en Faecalibacterium prausnitzii, deze twee specifieke bacteriën zorgen voor de slijmlaag in de darm. Die slijmlaag is vaak het probleem bij vele darmaandoeningen.


Daarnaast hebben veel andere vezels bijwerkingen. Zoals flatulentie, gasvorming, krampen en obstipatie. Bij Acacia Vezels worden aanzienlijk minder bijwerkingen gemeld. De flatulentie is bij gebruik van acacia vezels bijvoorbeeld 4-5 keer lager dan bij FOS en GOS (fructo oligosacchariden; een veel gebruikt prebioticum)

Acacia Vezels bevorderen niet alleen Akkermancia Muciniphila en F. Prausnitzii, ook Bifido bacteriën en lactobacillen profiteren van de acacia vezel. Daardoor is er een sterk immunogene werking en een zuurgraad optimalisering mogelijk.


In de afbeelding is duidelijk te zien dat zowel Akkermansia als Faecalibacterium Prausnitzii is toegenomen na 6 weken, bij dagelijks gebruik van 1 eetlepel acacia vezels per dag.

Comments


bottom of page